Dossier: Turnen

Remi Caris (die/diens)

Jezelf zijn in je sport gaat over veel meer dan deelname in de categorie waarin iemand zich het prettigst voelt. Er komt veel meer bij kijken. Daar kwam Remi achter bij het turnen. Remi is als vrouw geboren en is non-binair. Hierdoor voelde het niet meer passend om in een vrouwenpakje op balk of brug diens oefeningen te doen. Remi wil gewoon turnen in de kleren die die zelf fijn vindt. Dat had nogal wat voeten in aarde. 

Remi is als jong meisje aan de turnsport begonnen: “Ik vond het fantastisch. Ik turnde met alle leeftijden samen en ik keek op naar de oudere meiden. In hun prachtige turnpakjes vol glitters en strakke knotten deden ze moeilijke dingen waarvan ik toen alleen nog maar kon dromen. Dat wilde ik ook.” 

Die ging steeds professioneler turnen en kwam terecht bij Turnz Amsterdam Gymnastics waar die al twaalf jaar turnt. Toen Remi ouder werd, voelde die zich niet meer thuis bij de traditionele indeling in mannen en vrouwen, non-binair omschreef beter wie Remi was. “Dat ging geleidelijk. Ik knipte mijn haar af, ik koos voor een andere voornaam en ik begon me te storen aan de kleding. Vrouwen moeten een turnpakje aan dat erg hoog is uitgesneden, eventueel met een kort, strak broekje erop. Dat wilde ik niet meer. Die kleding is er te veel om de vrouwelijke vormen te benadrukken.” 

Remi wilde een wat losser broekje over het turnpakje dragen en dat was in strijd met de regelementen. Mannen turnen standaard in zo’n broekje, maar in vrouwenturnen is dit helemaal niet toegestaan. “Ik wilde dus ook een losser broekje, maar dat gaat niet zomaar, vooral als je meedoet aan officiële wedstrijden. Ik turn in de eerste divisie en als je kleding niet klopt dan kun je 0,3 punt in mindering krijgen. En dat is veel.” 

Remi was blij dat diens trainsters zich ermee gingen bemoeien. “Ik was inmiddels zo ver dat ik die puntenaftrek maar zou accepteren. Ik voel me gewoon een stuk beter in mijn eigen kleren. Ik was heel blij toen ik kort voor een wedstrijd hoorde dat mijn broekje oké was voor de jury. Ik zou geen puntenaftrek krijgen. Mijn club steunt me in de keuzes die ik maak. Natuurlijk moesten ze wennen aan mijn nieuwe naam, maar de wil is er.” 

Credits: Jan de Koning

Credits: Jan de Koning

Dit turnverhaal laat zien hoeveel er op dit punt te verbeteren valt. Normaal sta je niet stil bij zoiets als verschillende kledingvoorschriften voor mannen en vrouwen, maar die zijn er wel in de sport. Bij hockey en tennis wordt uitvoerig gediscussieerd over kledingvoorschriften voor vrouwen. Bij het EK hockey vorig jaar mochten vrouwen het zelf weten. Een rok hoefde niet meer. 

Ook bij turnen begint het te veranderen, mede dankzij de acties van Remi. De kledingvoorschriften veranderen, maar nog niet alles is geregeld. Remi turnt misschien een toernooi in België later dit jaar en dan is het afwachten hoe het zit met de puntenaftrek. Die weet dat de turnbond, of zoals dat heet “Dutch Gymnastics”, nog geen inclusiebeleid heeft. Daar gaat die zich hard voor maken.  

Overigens heeft de Amerikaanse turnbond USA Gymnastics daarover al iets op de website gezet. Met uitzondering van de elite-groep mag de turner uitkomen in de gendercategorie die de persoon zelf uitkiest. Remi: “Ik volg een non-binaire turner uit Amerika op Instagram die uitkomt bij de mannen. Ik vind het heel fijn om die representatie te zien.” 

Een overstap naar het mannenturnen is voor Remi niet te doen. “Als ik nu een switch zou maken, dan kom ik nooit op een hoog niveau. Mannen turnen op andere toestellen, zoals ringen en rekstok. Het is een totaal andere sport dan vrouwenturnen. Dat is zo gegroeid. Ik zou de mannenoefeningen niet goed kunnen, omdat ik al sinds mijn vierde alleen maar de toestellen uit het damesturnen heb getraind. Maar daar zit ik niet mee.” 

Behalve kleding zijn er meer punten die aandacht nodig hebben, bijvoorbeeld de ongelijkheid in de reglementen van dames- en herenturnen. Zo zijn er voor vrouwen regels over de make-up die ze mogen dragen, maar voor mannen niet. De inclusie voor trans en non-binaire personen is daarnaast dus nog niet goed vastgelegd. Sommige willen misschien hormonen slikken om een lichaam te krijgen dat beter bij hun genderidentiteit past, maar of dat ook mag in de sport is nog heel onduidelijk. “Ook dat moeten we goed gaan regelen”, zegt Remi. Genoeg werk aan de winkel. 

Turnen

Op de site van Dutch Gymnastics wordt onderscheid gemaakt tussen 9 verschillende soorten turnsporten.  

    1. turnen dames
    2. turnen heren 
    3. acrobatische gymnastiek 
    4. dans
    5. freerunning parkour  
    6. groepsspringen
    7. rhönradturnen 
    8. ritmische gymnastiek
    9. trampolinespringen  

Pride and Sports zal zich vooral gaan richten op turnen dames, maar we zullen alle turnsporten hieronder even uitlichten.

Credits: Jan de Koning

Turnen dames 

In het turnen dames wordt er geturnd op vier verschillende toestellen: sprong, brug, balk en vloer. Het is een jurysport: je oefeningen worden beoordeeld door mensen die daar cursussen voor gevolgd hebben.  

Opmerking: de regels van de toestellen die worden beschreven gelden voor turners/turnsters vanaf ongeveer 13 jaar. Voor jongere kinderen gelden best wel veel aanpassingen. Dit wordt een beetje te veel en te ingewikkeld om allemaal uit te leggen.

BRUG

De brug bij het damesturnen bestaat uit twee leggers: een lage en een hoge. Internationaal gezien is de lage legger 1,55 meter vanaf de mat, en de hoge 2,35 meter. In Nederland is dit voor de oudste leeftijdscategorie ietsje hoger. De afstand tussen de twee leggers is 1,80 meter.  

Er zijn een paar basiselementen die in bijna elke oefening terugkomen. Dit zijn de kippen (spreek uit als “kiepen”), handstanden en reuzen (voeg filmpjes toe). Verder zijn er ontzettend veel verschillende soorten elementen die je kan doen op brug, maar je hebt wel maar vier soorten “root skills”. Het is een beetje moeilijk uit te leggen, maar eigenlijk kan je een element op ongeveer vier verschillende manieren starten. 

1. Vanuit een reus
2. Vanuit een losom
3. Vanuit een zolendraai
4. Vanuit een stalder  

Verder heb je de zogenoemde felgen (losomhandstanden, zolenhandstanden en stalders) (filmpje), Liggerwissels van de lage naar de hoge legger of andersom (filmpje) en vluchtelementen (filmpje). Die laatste zijn erg moeilijk en worden bijna alleen maar in de eredivisie geturnd. Al deze elementen worden dus wel uitgevoerd vanuit een bepaalde “root skill”.  

Op brug bestaan er drie verschillende soorten grepen (dus manieren waarop je de brug vast kan houden): bovengreep, ondergreep en ellegreep. Bovengreep is eigenlijk de standaard en wordt het vaakst gebruikt. Ellegreep wordt het minst gebruikt want daar moet je enorm lenige schouders voor hebben. 

Op brug gebruiken de meeste turnsters leertjes. Dit zijn, zoals de naam al zegt, leren dingen die je handen beschermen tegen blaren. Om goed grip te krijgen op de brug spuit je water op je leertjes en smeer je daar magnesium overheen. Sommige turnsters gebruiken ook honing voor extra grip.  

BALK

De balk is 1,25 meter hoog, 5 meter lang en 10 centimeter breed. Dat is erg smal (en als je erop staat soms ook erg hoog)! Voor veel mensen is de balk dan ook een spannend toestel.  

De elementen die op de balk geturnd kunnen worden, kunnen worden verdeeld in twee groepen: de acrobatische elementen en de gymnastische elementen. Acrobatische elementen zijn radslagen, salto’s, flikflakken en “aerials” (filmpje). Gymnastische elementen zijn elementen waarbij je niet over de kop gaat: ze zijn er vooral om je lenigheid te laten zien. Hieronder vallen namelijk de spagaatsprongen. Dit zijn sprongen waarbij een beenspreiding van minimaal 180° vereist wordt. Maar ook pirouettes, dus draaien op één voet, vallen onder gymnastisch.  

In een complete balkoefening worden de acrobatische en gymnastische elementen “aan elkaar geplakt” met een choreografie. Alles bij elkaar mag een balkoefening maximaal anderhalve minuut duren. 

VLOER (ook bij turnen heren)

De vloer is 12 bij 12 meter en bevat letterlijk springveren waardoor hij veert. De elementen die op vloer geturnd worden zijn net als bij balk opgedeeld in acrobatische elementen en gymnastische elementen. Aangezien de vloer niet zo smal is en ook nog eens veert worden hier wel veel moeilijkere elementen geturnd. 

Bij turnen dames wordt er een vloeroefening op muziek geturnd. Deze oefening mag maximaal anderhalve minuut duren en de muziek moet instrumentaal zijn (dus zonder zang). Verder moet de oefening minstens twee en maximaal vier “acrolijnen” bevatten. Dit zijn verschillende acrobatische elementen achter elkaar en bevatten meestal ook een of meerdere salto’s. Daarnaast moet er ook een “danspassage” geturnd worden. Dat zijn eigenlijk meerdere gymnastische sprongen achter elkaar.  

Een vloeroefening is dus eigenlijk een mooie mix van dans en turnen, waarin je als turnster echt je persoonlijkheid kan uiten. Je kan je choreografie helemaal aanpassen naar hoe jij het wil, en je hebt best wel veel vrijheid in het kiezen van elementen die bij jou passen.

 

Hoe beoordeelt de jury de oefeningen? (brug, balk en vloer)

Bij brug, balk en vloer gaat dit redelijk op dezelfde manier. Je wordt beoordeeld op moeilijkheid, de D-score, en netheid, de E-score. De E-score begint bij 10. De jury geeft gedurende je oefeningen steeds aftrek. Niet gestrekte tenen, kromme knieën, een pasje na de landing en wiebeltjes op de balk zijn bijvoorbeeld vaak kleine aftrekken van 0,1 of 0,3 van een punt, maar tikken wel snel aan. Als je valt krijg je een heel punt aftrek. Als je uiteindelijk dus een E-score van 8 of hoger overhoudt is dat heel goed! De E-score die je krijgt kan heel erg verschillen per jurylid. Soms kan je daardoor wedstrijden niet zo goed met elkaar vergelijken. Er zijn wel tabellen die laten zien hoeveel aftrek je voor wat moet geven, maar het ene jurylid is misschien wat strenger en geeft je 0,3 voor een wiebel, waar de andere 0,1 geeft. De E-score is dus redelijk subjectief. Je mag ook niet in bezwaar gaan als je het niet eens bent met de E-score. Dit mag wel bij de D-score, die kan je namelijk van tevoren al voor jezelf uitrekenen! 

Hoe zit dat dan? Nou, dat is redelijk ingewikkeld dus let goed op. De D-score bestaat uit drie delen: 

  1. De moeilijkheidswaarde 
  2. De samenstellingseisen  
  3. De verbindingswaarden 

De moeilijkheidswaarde is vrij letterlijk wat je geturnd hebt. In een oefening worden de acht hoogste elementen geteld. Deze hebben allemaal een waarde. De makkelijkste elementen zijn de A-elementen en zijn 0,1 waard. Het moeilijkste element dat er is, is een J-element. Daar is er maar 1 van: de Biles op vloer. Het is een dubbele salto met drie schroeven erin (filmpje). Het is 1,0 waard voor de D-score. Om dat te bepalen volg je gewoon het alfabet: een A-element is 0,1 waard, B 0,2, C 0,3, D 0,4 etc. In mijn balkoefening turn ik bijvoorbeeld 1x een D, 2x een C, 3x een B en 2x een A. Dit bij elkaar opgeteld is een moeilijkheidswaarde van 1,8. 

Naast de moeilijkheidswaarde heb je ook samenstellingseisen. Dit zijn eisen waar je oefening aan moet voldoen. Voor elke eis die je behaalt krijg je een halve punt. Er zijn op elk toestel 4 eisen dus in totaal kan je hier twee punten voor behalen. Per niveau verschilt het hoe deze eisen er uitzien. De eredivisie heeft de moeilijkste eisen, deze zijn internationaal vastgesteld. In Nederland zijn alle niveaus daaronder verdeeld in divisies waar dan weer een bepaald supplement aan gekoppeld is. Senior eerste divisie (supplement A) is hierin het hoogst en jeugd/junior zesde divisie (supplement H) het laagst. Mocht je willen lezen wat de eisen per toestel precies zijn voor deze niveaus, dan kan je dat hier vinden!  https://dutchgymnastics.nl/assets/Publications/3.1-NTS-Supplementen-Bovenbouw-2022-2024-versie-07-23.pdf  

Je kan je D-score nog ietsje ophogen door verschillende elementen met elkaar te verbinden. Per verbinding kan je 0,1 of 0,2 van een punt verdienen. Ook dit verschilt weer per niveau. Waar je in supplement A op brug 0,1 verbindingswaarde krijgt door een B met een C te verbinden, krijg je dit in supplement E al bij het combineren van 2 A elementen. In supplementen A t/m D kan je hier bovenop ook nog een afsprongbonus van 0,2 verdienen. Dit krijg je als je in supplement A en B een afsprong van C-waarde turnt, en in supplement C en D eentje van B-waarde.  

De moeilijkheidswaarde + de samenstellingseisen + de verbindingswaarden zijn bij elkaar opgeteld dus je D-score! Het is handig om je D-score voor een wedstrijd al zelf uitgerekend te hebben. Soms maakt de jury weleens een rekenfoutje. Als je het niet eens bent met de D-score dan mag de trainer bezwaar indienen en wordt het wel of niet aangepast. Waarom het soms niet wordt aangepast? De jury is best wel streng op bijvoorbeeld verbindingen. Als je verbinding niet vloeiend genoeg is op bijvoorbeeld balk dan krijg je hem niet, en mis je dus een paar tienden (of als het een eis is zelfs een halve punt) in je D-score. Is je handstand op brug niet binnen de tien graden? Dan telt het element niet of telt het als een lager element. Zo kan ik nog wel even doorgaan. 

 Volg je het nog? We zijn er bijna doorheen! Ik denk dat het ondertussen wel duidelijk is dat er in turnen erg veel gehouden wordt van aftrek geven. Naast de eerder beschreven aftrekken heb je ook nog de zogenoemde “neutrale aftrek” ofwel de N-aftrek. Je krijgt N-aftrek als je bijvoorbeeld te weinig elementen turnt in je oefening, als je de maximale tijd overschrijdt die er staat voor een balk of vloeroefening, als je “onjuiste” kleding draagt of als je braces of tape er niet beige of huidskleurig uitzien (hier later meer over). Ook voor onsportief gedrag kan je N-aftrek krijgen. Dan komen we nu eindelijk bij de conclusie! Je eindscore wordt dus berekend door: D-score + E-score – neutrale aftrekken.  

Bij turnen heren is dit principe trouwens ongeveer hetzelfde!  

SPRONG (ook bij turnen heren)

Als laatste toestel hebben we nog sprong. Ik heb net een heel verhaal gehouden over hoe de score wordt berekend, maar bij sprong is dit ietsje anders. De D-score staat namelijk per sprong al vast en hoeft niet meer berekend te worden. De laagste D-score is die van de overslag, namelijk een 1,6. De hoogste D-score is again van de Biles. Alleen Simone Biles heeft deze sprong ooit geturnd in het vrouwenturnen. Het is een Yurchenko met dubbele hoeksalto en heeft een D-score van 6,4! De E-score en N-aftrekken werken hetzelfde. 

Het toestel sprong bestaat uit meerdere fases. 

De aanloop: 

Als gymnast begin je met een aanloop van maximaal 25 meter lang. Als je een langere aanloop hebt, krijg je aftrek. Het is de bedoeling om zo veel mogelijk snelheid en kracht uit deze aanloop te halen. Dit is namelijk cruciaal voor een goede sprong. 

De afzet: 

Vanuit de aanloop springt de gymnast met twee voeten op de ‘plank’. Er zijn twee verschillende soorten planken: een ‘zachte’ plank met vijf veren en een ‘harde’ plank met 8 veren. De gymnast mag zelf kiezen welke plank diegene wil gebruiken. Vaak wordt deze keuze gemaakt op basis van hoe zwaar je bent, hoe hard je springt en wat voor soort sprong je doet.  

De eerste vluchtfase: 

Dit is de fase vanaf de afzet tot het raken van het toestel (“de pegases”) met je handen. De pegases is bij de vrouwen 1,25m en bij de mannen 1,35m. 

De afstootfase:  

Deze fase is ook heel belangrijk. Je moet goed vanaf je handen de pegases ‘wegduwen’ om zo hoog mogelijk te komen voor de tweede vluchtfase  

De tweede vluchtfase: 

Dit deel ziet er vaak het coolst uit. In de hogere niveaus worden hier namelijk alle salto’s en schroeven uitgevoerd.  

De landing: 

Het is de bedoeling dat je als gymnast ook weer netjes op twee voeten landt. Het liefst ziet de jury dat je in 1x stilstaat, zonder extra pasjes te maken.  

De jury beoordeelt alleen maar de eerste vluchtfase, de afstootfase, de tweede vluchtfase en de landing. De aanloop wordt niet gejureerd, maar is daardoor niet minder belangrijk! 

Er zijn verschillende soorten sprongen die je kan kiezen. Deze sprongen zijn verdeeld in 5 groepen.  

Groep 1: dit is een heel erg gevarieerde groep. Wat alle sprongen gemeen hebben is dat ze geen salto’s hebben in de tweede vluchtfase.  

Groep 2: de overslag salto groep 

Groep 3: de tsukahara groep 

Groep 4: de yurchenko groep 

Groep 5: de arabier flikflak met halve draai in de eerste vluchtfase (soort yurchenko met halve draai) – groep 

Turnen heren

In het mannenturnen zijn er niet vier, maar zes toestellen. Eigenlijk werkt alleen het toestel sprong redelijk hetzelfde: de rest is echt totaal anders. 

Opmerking: de regels van de toestellen die worden beschreven gelden voor turners/turnsters vanaf ongeveer 13 jaar. Voor jongere kinderen gelden best wel veel aanpassingen. Dit wordt een beetje te veel en te ingewikkeld om allemaal uit te leggen. 

VLOER

Bij turnen heren wordt er heel anders gebruikgemaakt van dit toestel dan bij turnen dames. Bij turnen heren wordt een oefening niet op muziek geturnd en zijn er geen spagaatsprongen. Een vloeroefening bestaat uit acrobatische elementen en kracht-, balans- of lenigheidselementen 

PAARD-VOLTIGE

In een voltigeoefening worden verschillende typen van “flanken” gedaan, maar ook veel handstanden met of zonder draaien. Het is belangrijk dat alle elementen uitgevoerd worden in een “zwaai” en zonder stopjes. Kracht en houdingselementen zijn daarom niet toegestaan. Het is de bedoeling dat gedurende de oefening het gehele paard gebruikt wordt. Het paard is 105cm vanaf de mat en heeft twee beugels 

RINGEN

Een oefening aan de ringen bestaat uit zwaai‐, kracht‐ en houdingselementen. Omdat deze elementen ongeveer gelijk verdeeld zijn over de oefening, vinden er veel overgangen plaats, die de oefening dynamisch maken om naar te kijken. De elementen en combinaties worden uitgevoerd in hang, tot of door steun en tot of door handstand. Het is belangrijk dat alle elementen met rechte armen worden uitgevoerd. De ringen hangen 290cm van de vloer. 

BRUG

De brug bij turnen heren is heel anders dan die bij turnen dames. De herenbrug heeft namelijk twee liggers van gelijke hoogte die parallel lopen aan elkaar. Ook dragen mannen hierbij geen leertjes. Een brugoefening bestaan voornamelijk uit zwaai- en vluchtelementen die worden verbonden met verschillende hang- en steunposities en handstanden. De brug is 180cm vanaf de mat. 

 

REKSTOK

Een rekstokoefening bestaat uit zwaai-, draai- en vluchtelementen. Eigenlijk komen hierin dezelfde root skills voor als bij turnen dames, behalve de zolendraaien. Daarentegen zie je wel veel meer stalder elementen dan in het damesturnen en wordt ellegreep ook veel vaker gebruikt. De soort vluchtelementen die er gedaan worden zijn ook heel anders dan bij turnen dames. Er zijn wel wat overeenkomsten, bijvoorbeeld “tkatchevs” worden in beide disciplines geturnd. Maar dubbele salto’s die over de ligger heen gaan zie je in het damesturnen niet. De rekstok is 280cm hoog vanaf de mat. 

Zelf turnen? Kijk eens naar de mogelijkheden via de Club finder!